De eerste ronde van het door Sovon georganiseerde meetnet urbane soorten (MUS) zit erop. Vijf minuten lang moeten alle vogels genoteerd worden op een serie telpunten in stedelijk gebied. Na die eerste telling volgen nog een telling in mei en een telling in juni. Dankzij de MUS-tellingen weten we dat het de stadse Scholeksters waarschijnlijk beter vergaat dan het gros van de Scholeksters die op weilanden, akkers en kwelders broeden. Sinds 1990 is de Nederlandse broedpopulatie met meer dan 70% achteruit gegaan, en er is geen enkele indicatie dat de snelheid van afname vermindert (Figuur 1). De stadse Scholeksters doen het duidelijk beter, waarbij er wel een onderscheid is tussen hoog en laag Nederland. Volgens de trendberekeningen nemen de stadse Scholeksters in laag Nederland jaarlijks met 1% af, terwijl de stadse Scholeksters in hoog Nederland jaarlijks met 2% toenemen (Figuur 1). In laag Nederland nemen de stadse Scholeksters dus ook af, maar minder hard dan in de rest van Nederland, waar de jaarlijkse afname 4% is.
Figuur 1. Index van de populatie broedende Scholeksters. De index voor Nederland is op twee manieren gepresenteerd: door de aantallen in het beginjaar van de intensieve broedvogelmonitoring (1990) op 100 te stellen en door de aantallen in het beginjaar van MUS (2007) op 100 te stellen. Voor de MUS-tellingen is een aparte index voor hoog en laag Nederland gegeven, waarbij ook aparte regressielijnen (gestippeld) zijn berekend. Bron: Netwerk Ecologische Monitoring, Sovon & CBS.
Hoe kan het verschil tussen hoog en laag Nederland verklaard worden? Misschien is er een verschil in verkeersdrukte. Op het afgelopen Scholekster weekend vertelde Martin van de Reep van een paar dat op het dak van een tankstation bij Nootdorp broedt en waarvan de jongen elk jaar werden dood gereden (Figuur 2). Tegenwoordig haalt Martin ze met een hoogwerker van het dak en verplaatst ze naar een naburig weiland (binnen het territorium) waar ze veilig kunnen opgroeien. Bij dat verplaatsen zorgt hij wel dat de jongen af en toe contact hebben met de alarmerende oudervogels en Martin moet natuurlijk zorgen zelf niet plat gereden te worden.
Figuur 2. Scholeksters die een sedumdak van een tankstation in Nootdorp broeden. Het tankstation is omgeven door snelwegen en de jongen werden elk jaar doodgereden tot Martin van de Reep ze met een hoogwerker van het dak haalde en in de omgeving in een weiland zette. Bron: Martin van de Reep.
De hoofdvraag is natuurlijk waarom de Scholeksters in stedelijk gebied het zoveel beter doen dan de Scholeksters die in agrarisch gebied broeden. Alles draait daarbij om het aantal jongen dat de broedende Scholeksters vliegvlug weten te krijgen. Om daar meer gegevens over te krijgen is in het kader van het grote onderzoek naar de achteruitgang van de Scholekster (CHIRP) een app ontwikkeld, AviNest genaamd, waarmee het succes van Scholekster nesten vastgelegd kan worden. Met de app kunnen ook andere vogelsoorten gevolgd worden en de app is ontwikkeld voor vogelkenners met enige ervaring. In de stad lopen echter heel veel ongeoefende waarnemers rond, die waarschijnlijk wel een Scholekster kunnen herkennen en daar ook wel waarnemingen over willen doorgeven, zolang het maar niet te ingewikkeld wordt. Om die bron van kennis aan te boren is de website “Scholekster op het Dak” ontwikkeld. Ondertussen zijn er al meer dan 300 nesten gemeld, verspreid over heel Nederland (Figuur 3).
Vergelijking met de MUS-kaart voor 2018 maakt duidelijk dat er waarschijnlijk nog heel veel meer locaties zijn met Scholeksters die op het dak broeden, zoals in Zeeuws-Vlaanderen. Het omgekeerde is ook waar. Zo ontbreken meldingen uit Limburg bij de MUS-tellingen.
Figuur 3. Verspreidingskaart van de waarnemingen van Scholeksters ingevoerd op de website “Scholeksters op het dak” t/m 28 april 2019 (links) en tijdens de drie MUS-tellingen in 2018 (rechts). Bron links: Scholekster op het Dak en bron rechts: Netwerk Ecologische Monitoring, Sovon & CBS.