Project CHIRP
Onderzoek naar
achteruitgang Scholekster
Over CHIRP

Het CHIRP project
De aantallen scholeksters in Nederland nemen al meer dan een kwart eeuw in razend tempo af. Vanwege deze zorgwekkende ontwikkeling is een nieuw project voor de scholekster opgestart: CHIRP. Deze afkorting staat voor Cumulative Human Impact on biRd Populations. In het project wordt onderzocht wat het effect van verschillende menselijke invloeden is op de scholekster populatie. Uiteindelijk willen we van alle factoren bepalen hoe sterk ze de scholekster populatie beïnvloeden. Op die manier kunnen effectievere maatregelen getroffen worden om de achteruitgang van scholeksters te verminderen. Daarnaast levert het project veel wetenschappelijke informatie op doordat er gebruik wordt gemaakt van grote datasets en nieuwe technieken.


Trends Scholekster in Nederland (bron: Sovon)


Winter, zomer en samenhang
Tijdens het CHIRP project worden scholeksters het hele jaar door gevolgd. PhD student Henk-Jan van der Kolk richt zich op het onderzoeken van de overwinterende scholeksters op Vliehors. Op deze locatie worden scholeksters met een GPS-zender uitgerust. Op deze manier kunnen menselijke verstoringen in de wintergebieden goed onderzocht worden omdat dankzij de GPS gegevens zichtbaar wordt hoe de scholeksters reageren op verstoring en hoe het terreingebruik van de vogels verandert na verstoring. De verstoring leidt mogelijk weer tot conditieverlies, bijvoorbeeld omdat de scholeksters vanwege de verstoring niet kunnen foerageren op de meest voedselrijke plekken. Vervolgens wordt er een computermodel gemaakt dat de overleving en conditie van overwinterende scholeksters simuleert op basis van het getij, het voedselaanbod en het klimaat. In deze modellen wordt ook het effect van verstoring op de conditie van scholeksters berekend.

In de zomer doet PhD studente Magali Frauendorf onderzoek naar het broedsucces van scholeksters. Ze onderzoekt welke factoren het broedsucces bepalen en hoopt te weten te komen of en waarom scholeksters in stedelijke gebieden een ander broedsucces hebben dan scholeksters in agrarische gebieden. Verder worden mogelijke oorzaken voor de teruggang van het broedsucces zoals nestpredatie, landbouw intensivering, klimaatverandering en het toenemende overstromingsrisico van nesten op kwelders door bodemdaling door gaswinning onder de loep genomen.

Uniek aan het onderzoek is dat er een link wordt gemaakt tussen de conditie van vogels in de winter en het broedsucces in de zomer. In de winter wordt de conditie van honderden scholeksters gemeten. Deze scholeksters worden ook van kleurringen voorzien. Dieren die in de winter geringd zijn kunnen dankzij de kleurringen in de zomer worden teruggevonden; veel scholeksters migreren namelijk van het overwinteringsgebied aan de kust naar het binnenland om te broeden. Door het broedsucces in het binnenland te meten kunnen we een verband leggen tussen de lichaamsconditie in de winter en het broedsucces in het binnenland.


Samenwerking onderzoekers en vrijwilligers
Het onderzoek tijdens CHIRP is sterk afhankelijk van de inzet van veel vrijwilligers. Verreweg de meeste ringaflezingen worden gedaan door vrijwilligers die bekende hoogwatervluchtplaatsen of sozen van scholeksters bezoeken. Daarnaast zijn er door heel Nederland ongeveer 30 locaties waar broedende scholeksters worden gevolgd en jonge scholeksters worden geringd. Veel van deze ringgroepen zijn ontstaan in 2008, het jaar van de scholekster. Op deze plekken worden de nesten en jongen van scholeksters goed in kaart gebracht wat waardevolle gegevens oplevert over het broedsucces. Deze gegevens zijn voor de onderzoekers zeer waardevol voor het berekenen van factoren die het broedsucces van scholeksters beïnvloeden.




Overzicht van locaties waar broedende scholeksters worden gevolgd door vrijwilligers



Alle factoren opgeteld
Om er achter te komen wat het totale effect van alle menselijke factoren is zal post-doctoraal onderzoeker Andrew Allen populatie modellen ontwikkelen voor de scholekster. Deze modellen maken gebruik van alle gegevens die al beschikbaar zijn en die tijdens het project verzameld worden. De modellen maken gebruik van gegevens die op individueel niveau zowel in de wintergebieden als in de zomergebieden worden gemeten, en worden vertaald naar populatie niveau om het algehele effect van drukfactoren op de scholekster populatie te kunnen onderzoeken.




De link tussen broedgebieden en overwinteringsgebieden is een belangrijk thema binnen CHIRP